Dit is het begin van het tweede hoofdstuk uit Re-play. Hoofdstuk 1 gaat over
twee jongens, Yassien en Zouhair, die het constant met elkaar aan de stok
hebben. Zouhair pest Yassien, en Yassien wordt daar woedend van. Telkens
weer. Uiteindelijk leidt dat tot een steekpartij op het schoolplein, waarbij
één van de twee om het leven komt. Wat natuurlijk nooit de bedoeling had
mogen zijn. Dus wat nou als het anders was gelopen? Wat als...
Let op: nu ga je lezen wat had kunnen gebeuren.
Misschien wel wat had moeten gebeuren.
Maar zo is het dus niet gegaan; de rest van het boek is van mijn hand.
Al had het wel gekund, wat ik je nu ga vertellen. Als iedereen had nagedacht.
Gewoon, nadenken. Zouhair. De vrienden van Zouhair. School. De conciërge.
Maar ook Yassien...
Yassien die - laten we nog even teruggaan naar die aula - nog steeds verstopt zat onder
dat tafeltje. Hij was bang, doodsbang.
Ze zaten weer achter hem aan.
Hij hoorde voetstappen, hij hoorde stemmen. Ze zouden hem te grazen komen nemen. In elkaar
slaan, zeker weten. Zijn hart bonsde in zijn keel.
Bang was hij, maar ook boos.
Een deur werd opengezwaaid. Zwarte werkschoenen beenden door de ruimte. Eerst in de verte.
Voorzichtig en onhoorbaar had Yassien zijn hoofd vanonder het tafeltje uitgestoken, als
een schildpad, om te zien of hij iemand herkende. Hij kon het niet goed zien. Vlug had hij
zich weer teruggetrokken in zijn schulp, maar daarbij dus die stoel omver gestoten.
Het geluid sneed scherp door de stilte.
Ineens stonden de schoenen voor zijn neus. Werd de omgevallen stoel rechtgezet, en boog
iemand zijn hoofd tot onder het tafelblad.
'Wat zijn we hier aan het doen?'
Yassien keek recht in het pokdalige gezicht van de conciërge. 'Wat is er met jou aan
de hand? Ben je iets kwijt? Heb je iets laten vallen?'
Yassien kwam onder het tafeltje vandaan. Hij keek de conciërge niet aan. Maakte zich
klein, staarde naar de grond.
'Yassien, vertel op, wat deed je daar onder die tafel? Wat doe je hier in de aula?
Iedereen is al naar huis.'
De conciërge wachtte op antwoord, maar hij klonk eerder behulpzaam dan streng.
Toch bleef Yassien zwijgen als het graf. Hij keek naar zijn afgetrapte gympen; zijn veters
hingen los.
'Weet je wat ik denk,' zei de conciërge toen, en hij ging op het tafeltje zitten, 'ik
denk dat jij weer gepest wordt. Ik denk dat jij achterna gezeten werd. Is dat zo?'
Yassien gaf geen antwoord. Het pesten zou altijd door blijven gaan. Daar kon geen
conciërge tegen op.
'Waarom vertel je het me nou niet? Je hoeft geen namen te noemen. Zeg gewoon of ik gelijk
heb of niet,' ging de conciërge verder.
Maar Yassien zweeg in alle talen.
'Weet je, Yassien, als je het me niet vertelt, als je er niet over wilt praten, zal er ook
niets veranderen. Dan gaat het pesten rustig door. Dan blijft het probleem bestaan.'
Yassien zei niets.
De conciërge keek de lege aula rond. En kreeg een nieuw idee. 'Zal ik er met je mentor
over praten? Misschien kan hij eens met die pestkoppen praten. Of hun ouders...'
Yassien schrok. Mooi niet! Dat soort gesprekken leverde nooit veel goeds op. Zouhair en
zijn maten zouden pislink worden. O nee. Waar bemoeide die man zich mee?
'Er is niks,' zei hij.
'En daarom heb je je verstopt onder dit tafeltje?' zei de conciërge.
Yassien zweeg weer.
'Zeg het dan. Ze hebben je weer bedreigd, ze zaten je achterna,' beet de conciërge
zich verder vast, 'en daarom ben je de aula in gevlucht. Toch?'
'Zoiets,' zei Yassien toen. Hij keek door de ramen, maar zag alleen een lege gang.
'Mohamed zeker? Of was het dit keer weer Zouhair?'
De conciërge zat akelig warm. Benauwd keek Yassien om zich heen.
'Ik moet naar huis,' zei hij.
'Oké, oké, je moet het zelf weten... Zal ik je bij de hoofdingang naar
buiten laten, of via de nooduitgang?' vroeg de conciërge toen slim.
'De nooduitgang,' zei Yassien.
De conciërge knikte alsof hij dat antwoord wel verwacht had. 'Nou, kom op dan.'
Even dacht Yassien dat de conciërge een arm om zijn schouder zou slaan, maar dat was
niet zo. Gedwee liep Yassien naast hem. Ze sloegen een gang in, en even later nog een.
Yassien wist wel waar de nooduitgang was; die had hij vaker genomen. Heel wat keren had
het alarm er opgestaan en was de hele school in rep en roer geraakt. Nu niet. Nu liet de
conciërge hem uit, deed de deur voor hem open.
'Tot morgen Yassien, en weet dat het nooit te laat is om bij me langs te komen. We kunnen
er toch over praten,' zei de conciërge nogmaals. Hij bedoelde het vriendelijk, en zo
keek hij er ook bij.
'Later,' zei Yassien, meer niet. Hij stapte de buitenwereld in, maar niet nadat hij
angstvallig om zich heen had gekeken. Gelukkig was er niemand te zien. De straat was leeg.
Achter hem viel de deur dicht.
<< terug